Toyota Aygo: PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) - Toyota Safety Sense - Rijden - Toyota Aygo - InstructieboekjeToyota Aygo: PCS (Pre-Crash Safety-systeem)

Het Pre-Crash Safety-systeem maakt gebruik van de sensor voor om voorliggers te signaleren. Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde met een voertuig waarschijnlijk is, wordt een waarschuwing geactiveerd om de bestuurder aan te sporen om uit te wijken en wordt de potentiële remdruk verhoogd om de bestuurder te helpen een aanrijding te voorkomen. Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde met een voertuig zeer waarschijnlijk is, worden de remmen automatisch bekrachtigd om te helpen een aanrijding te voorkomen of om de impact van een aanrijding te helpen verminderen.

Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in-/uitgeschakeld en het waarschuwingstijdstip kan worden gewijzigd.

Pre-Crash-waarschuwing Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde zeer waarschijnlijk is, klinkt een zoemer en gaat het controlelampje activering PCS knipperen om de bestuurder aan te sporen om uit te wijken.

PCS (Pre-Crash Safety-systeem)

Pre-Crash Brake Assist Wanneer het systeem vaststelt dat de kans op een frontale aanrijding groot is, past het systeem een grotere remkracht toe in relatie tot de kracht waarmee het rempedaal wordt ingetrapt.

Pre-Crash Brake-systeem Wanneer het systeem vaststelt dat de kans op een frontale aanrijding groot is, wordt de bestuurder door het systeem gewaarschuwd.

Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding zeer waarschijnlijk is, worden de remmen automatisch bekrachtigd om te helpen een aanrijding te voorkomen of de snelheid van de aanrijding te verlagen.

WAARSCHUWING

■Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem

  • De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd rekening met de omgeving.

    Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem nooit in plaats van normaal remmen.

    Dit systeem voorkomt niet in alle gevallen een aanrijding en vermindert ook niet altijd de schade of het letsel bij de aanrijding. Vertrouw niet alleen op dit systeem. Als u dat wel doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.

  • Hoewel dit systeem is ontworpen om aanrijdingen te helpen voorkomen of de schade bij een aanrijding te helpen beperken, is het effect afhankelijk van allerlei omstandigheden. Hierdoor bereikt het systeem mogelijk niet altijd hetzelfde prestatieniveau.

    Lees de hierna gegeven aanwijzingen aandachtig door. Vertrouw niet blindelings op dit systeem en rijd altijd voorzichtig.

  • Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op een aanrijding is
  • Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk niet juist werkt
  • Probeer niet zelf de werking van het Pre-Crash Safety-systeem te testen, omdat het systeem mogelijk niet juist werkt, hetgeen kan leiden tot een ongeval.

■Pre-Crash Brake-systeem

  • Het Pre-Crash Brake-systeem werkt mogelijk niet, afhankelijk van de bediening van de auto door de bestuurder. Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt of het stuurwiel wordt gedraaid, oordeelt het systeem mogelijk dat de bestuurder een uitwijkactie uitvoert en werkt het Pre-Crash Brakesysteem mogelijk niet.
  • Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem is ingeschakeld, wordt in sommige gevallen de werking ervan mogelijk uitgeschakeld, wanneer het gaspedaal diep wordt ingetrapt of het stuurwiel wordt gedraaid en het systeem oordeelt dat de bestuurder een uitwijkactie uitvoert.
  • Er wordt veel remkracht toegepast terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in werking is. Bovendien moet de bestuurder indien nodig het rempedaal intrappen, aangezien de werking van de Pre-Crash Brake-functie wordt uitgeschakeld wanneer de auto gedurende ongeveer 2 seconden stilstaat nadat de auto is stilgezet door de werking van het Pre-Crash Brake-systeem.
  • Als het rempedaal wordt ingetrapt, oordeelt het systeem mogelijk dat de bestuurder een uitwijkactie uitvoert en stelt het mogelijk het werkingstijdstip van de Pre-Crash Brake-functie uit.

 

WAARSCHUWING
  • Bij het rijden over bijvoorbeeld een spoorwegovergang stelt het systeem mogelijk vast dat een aanrijding met een object, zoals spoorbomen, waarschijnlijk is en wordt de Pre-Crash Brake-functie geactiveerd. Voer de onderstaande handelingen uit om de auto in een noodgeval, bijvoorbeeld wanneer het systeem op een spoorwegovergang in werking treedt, te verplaatsen en neem de benodigde maatregelen voor uw veiligheid.
  • Trap het gaspedaal in als de auto tot stilstand is gekomen.
  • Trap het gaspedaal volledig in als de auto decelereert.
  • Schakel het Pre-Crash Safety-systeem uit.

■Wanneer moet het Pre-Crash Safety-systeem uitgeschakeld worden Schakel in de volgende situaties het systeem uit, omdat het mogelijk niet juist werkt, hetgeen kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan:

  • Als de auto wordt gesleept
  • Als uw auto een andere auto sleept
  • Bij het vervoeren van de auto op een vrachtwagen, boot, trein of vergelijkbaar transportmiddel
  • Wanneer de auto wordt opgetakeld terwijl de motor aan staat en de wielen vrij kunnen draaien
  • Tijdens controle van de auto met een rollentestbank, zoals een vermogensbank of snelheidsmetertester, of bij gebruik van een wielstabilisator
  • Als niet op een stabiele wijze kan worden gereden met de auto, bijvoorbeeld als hij betrokken is geweest bij een ongeval of als er storingen zijn
  • Als met een sportieve rijstijl of in het terrein wordt gereden
  • Wanneer de banden in slechte staat verkeren en niet goed presteren
  • Als er een andere maat banden dan voorgeschreven is gemonteerd
  • Als er sneeuwkettingen worden gebruikt
  • Als er een compact reservewiel of een bandenreparatieset wordt gebruikt

Wijzigen van de instellingen van het Pre-Crash Safety-systeem

■ In-/uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem Druk gedurende ten minste 3 seconden op de schakelaar PCS.

Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en er wordt een melding weergegeven op het display aandrijflijnmonitor wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.

Druk nogmaals op de schakelaar PCS om het systeem in te schakelen.

Het Pre-Crash Safety-systeem wordt iedere keer wanneer de motor wordt gestart, ingeschakeld.

Wijzigen van de instellingen van het Pre-Crash Safety-systeem

■ Wijzigen van de timing van de Pre-Crash-waarschuwing Druk de PCS-schakelaar in om het controlelampje activering PCS in te schakelen en de actuele timing van de waarschuwing op het display aandrijflijnmonitor weer te geven. Telkens wanneer op de PCS-schakelaar wordt gedrukt in de weergegeven status, wijzigt de timing van de waarschuwing als volgt: Als de instelling van de timing is gewijzigd, blijft de instelling de volgende keer dat de motor wordt gestart, bewaard.

  1. Ver weg
    De waarschuwing treedt eerder in werking dan bij de standaardtiming.
  2. Gemiddeld
    Dit is de standaardinstelling.
  3. Dichtbij
    De waarschuwing treedt later in werking dan bij de standaardtiming.

Wijzigen van de instellingen van het Pre-Crash Safety-systeem

■Werkingsvoorwaarden Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde met een voertuig waarschijnlijk is.

De verschillende functies werken bij de volgende snelheden:

  • De rijsnelheid is ongeveer 15 tot 140 km/h.
  • Het snelheidsverschil tussen uw auto en een voorligger is ongeveer 15 km/h of groter.
  • De rijsnelheid is ongeveer 30 tot 80 km/h.
  • Het snelheidsverschil tussen uw auto en een voorligger is ongeveer 30 km/h of groter.
  • De rijsnelheid is ongeveer 10 tot 80 km/h.
  • Het snelheidsverschil tussen uw auto en een voorligger is ongeveer 10 km/h of groter.

Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:

■Uitschakelen van het Pre-Crash Brake-systeem

  • Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
  • Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling gedraaid.

■Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op een aanrijding is

  • Wanneer een tegenligger wordt gepasseerd die stilstaat om rechts of links af te slaan
  • Als u bij het links of rechts afslaan een tegemoetkomende auto passeert
  • Wanneer wordt gereden op een weg waar de relatieve locatie ten opzichte van een voorligger in een aangrenzende rijstrook kan veranderen, bijvoorbeeld op een kronkelige weg
  • Wanneer u snel een voorligger nadert
  • Wanneer de voorzijde van de auto is verhoogd of verlaagd, bijvoorbeeld op een ongelijk of glooiend wegdek
  • Wanneer de auto een auto of nietbewegend voorwerp zeer dichtbij passeert
  • Wanneer er bij het begin van een bocht een voertuig of object naast de weg aanwezig is
  • Wanneer wordt gereden op een smalle weg die wordt omgeven door een constructie, zoals in een tunnel of op een ijzeren brug
  • Als op de weg of naast de weg een reflecterend object (putdeksel, staalplaat, enz), stoep, daling of uitsteeksel aanwezig is
  • Wanneer wordt gereden op plaatsen met een lage constructie boven de weg (laag plafond, verkeersbord, enz.)
  • Wanneer zich bovenop een helling een groot, niet-bewegend voorwerp (viaduct, verkeersbord, billboard, straatlantaarn, enz.) bevindt
  • Wanneer u snel een slagboom van een elektronisch tolpoortje, van een parkeerterrein of een andere slagboom nadert
  • Wassen in een autowasstraat
  • Wanneer u een laaghangend voorwerp nadert dat de auto kan raken, zoals een spandoek, boomtakken of hoog gras
  • Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. van een voorligger
  • Als u door een stoomwolk of rookwolk rijdt
  • Als er patronen of verf op de weg of op een muur aanwezig zijn/is die kunnen/kan worden aangezien voor een voertuig
  • Wanneer de voorzijde van de auto is verhoogd of verlaagd
  • Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan hevige schokken
  • Wanneer de auto geparkeerd staat op een plaats waar zich een laaghangend voorwerp bevindt ter hoogte van de sensor voor
  • Als de voorruit bedekt is met regendruppels, enz.

■Situaties waarin het systeem mogelijk niet goed werkt

  • Als een tegenligger uw auto nadert
  • Als u de zijkant of voorzijde van een auto nadert
  • Als een voorligger een smalle achterzijde heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
  • Als een voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een dieplader
  • Als een voorligger lading vervoert die voorbij de achterbumper uitsteekt
  • Als een voorligger een extreem grote bodemvrijheid heeft
  • Als een voorligger ongelijkmatige vormen heeft, zoals een tractor of een zijspan
  • Als de zon of ander licht rechtstreeks op een voorligger schijnt
  • Als uw auto plotseling wordt gesneden of als een auto opeens vanachter een andere auto opduikt
  • Als de voorligger een abrupte beweging maakt (zoals plotseling uitwijken, accelereren of decelereren)
  • Wanneer u plotseling achter een voorligger invoegt
  • Als een voorligger zich niet direct voor uw auto bevindt
  • Bij het rijden onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist, sneeuw of een zandstorm
  • Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. van een voorligger
  • Als u door een stoomwolk of rookwolk rijdt waardoor voorliggers niet te zien zijn
  • Wanneer er wordt gereden op een plek waar de helderheid van het omgevingslicht plotseling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van een tunnel
  • Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de koplampen van tegemoetkomend verkeer, rechtstreeks in de sensor voor schijnt
  • Wanneer de omgeving schemerig is, zoals bij zonsopgang of zonsondergang of in een tunnel
  • Bij het rijden in een bocht en gedurende enige tijd na het rijden in een bocht
  • Als uw auto in een slip raakt
  • Wanneer de voorzijde van de auto is verhoogd of verlaagd
  • Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
  • Als de sensor voor wordt gehinderd door een ruitenwisserblad
  • De auto schommelt
  • Er wordt gereden met extreem hoge snelheden
  • Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
  • Wanneer een voorligger een slechte reflector voor de laser is
  • Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan hevige schokken
  • Als de functies van het remsysteem niet volledig hun werk kunnen doen, zoals wanneer de onderdelen van het remsysteem zeer koud, zeer heet of nat zijn
  • Als de auto niet goed is onderhouden (remmen of banden zijn overmatig versleten, onjuiste bandenspanning, enz.)
  • Wanneer er met de auto wordt gereden op een grindpad of op een ander glad oppervlak

■Als het waarschuwingslampje PCS knippert of brandt Het Pre-Crash Safety-systeem is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk een storing aanwezig in het systeem.

  • Wanneer het gebied rondom de sensor voor heet is, bijvoorbeeld nadat de auto in de zon geparkeerd heeft gestaan
  • Wanneer de voorruit is beslagen of wanneer er condens of ijs op de voorruit zit
  • Wanneer de sensor voor of het gebied rondom de sensor koud is, bijvoorbeeld in een extreem koude omgeving
  • Als het gebied vóór de sensor voor wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld wanneer de motorkap is geopend

■Als de VSC wordt uitgeschakeld

Zie ook:

Citroen C1. Motorkap
Openen Trek de hendel aan de onderzijde van het dashboard naar u toe. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding ...

Hyundai i10. Motor uitlaatgas voorzorgsmaatregelen (koolmonoxide)
Koolmonoxide is een van de delen die aanwezig zijn in de uitlaatgassen. Als u uitlaatgassen van welke soort dan ook ruikt in uw voertuig laat dit dan onmiddellijk controleren en repareren. ...

Peugeot 108. Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen ...

Modellen: