De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan 30 km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde maximumsnelheid het gaspedaal los tot de wagensnelheid weer beneden de ingestelde snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid wordt bij het afzetten van het contact gewist. |
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen. |
Bediening aan de stuurkolom
De bedieningselementen van de snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze schakelaar aan de stuurkolom.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
Als u andere gegevens wilt bekijken (zoals de informatie over het traject A), wordt de informatie van de snelheidsbegrenzer automatisch na ongeveer zes seconden weer weergegeven.
Inschakelen
Dit verklikkerlampje brandt op het instrumentenpaneel.
De snelheid waarop u rijdt op het moment dat u de schakelaar loslaat, wordt de ingestelde snelheid.
Onderbreken
Instellen van de maximumsnelheid (instelling)
U kunt de ingestelde snelheid wijzigen door de schakelaar te bedienen:
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag te bewegen wordt de snelheid gewijzigd met + of - 1 km/h.
Door de schakelaar enige tijd omhoog of omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd met + of - 5 km/h.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid
De werking van de snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden (bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal. |
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald tot beneden de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen van de snelheid.
Uitschakelen
De informatie over de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.
Storing
Het branden van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel wijst op een storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door CITROËN kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
|
Peugeot 108. Starten - afzetten van de motor met het Keyless entry and start-systeem
Stand van het contact wijzigen
Als de elektronische sleutel in de auto is, wordt elke keer dat u de "
START/STOP "-knop indrukt zonder een pedaal ingetrapt te houden, de stand
van het contac ...
Hyundai i10. Elektrisch bediende ramen
Het contact moet in de AAN positie zijn
zodat de elektrische bediende ramen
kunnen werken. Elk deur is voorzien van
een ruitschakelaar voor de ruit van het
betreffende portier. Het bestuurdersdeur ...
KIA Picanto. Verantwoordelijkheid van de eigenaar
OPMERKING
Het laten uitvoeren van onderhoud
en de registratie daarvan zijn de verantwoordelijkheid
van de eigenaar.
Laat uw voertuig onderhouden door
een professionele werkplaats. Kia raadt
...